dinsdag 18 juni 2013

De nieuwe buren

De eerste, korte, kennismaking was tijdens de bezichtiging van het nieuwe huis, toen het nog niet het onze was. Ik zag een van de takken in de hoogste boom zachtjes heen en weer zwiepen. Met tot spleetjes geknepen ogen zag ik een bruine schaduw een dunne tak op klauteren, en toen zachtjes uit het zicht springen.

We verhuisden, pakten de dozen uit, gingen ons thuis voelen. Een paar dagen later, in de namiddag, hoorde ik de bel. De oude, koperen bel bij het hek. Hij belde onregelmatig, twijfelend. Ik liep naar buiten om te kijken wie er was en zag een vreemde groep bij de poort. Sommigen zaten op de grond. Anderen op de palen. Twee baby’s zwaaiden zachtjes heen en weer aan het piepende hek. Ik lachte, en riep de kinderen: ‘Kom eens kijken naar de nieuwe buren!’
Jasmijn kwam opgewonden aanrennen, maar Tijm en Linde kwamen er amper voor bij de tv vandaan. Die zagen ze vaak genoeg op school.

De volgende morgen ontbeten we samen. Wij aten onze toast op de patio, zij knaagden aan de zaden van de palmboom. Af en toe vielen er schillen of bladeren langs de stam in het gras. We bewonderden hun behendigheid. Hun springkunsten. We merken zelfs op dat hun tafelmanieren zo slecht nog niet waren.

Nadat de kinderen in de schoolbus vertrokken waren zag ik een grote klont in de papajaboom hangen. De boom die ik met moeite had opgekweekt in een pot op het oude balkon, die waarvan ik zo blij was dat hij de verhuizing had overleefd. We renden ernaartoe, schreeuwend en zwaaiend, en het bruine wezen snelde weg, de hele top van de boom meenemend. Hij klom de hoge palmboom in, om daar vrolijk de bladeren weg te kauwen. Boos bestudeerde ik de kale stomp. ‘Ontzettende aap,’ riep ik, mijn vuist zwaaiend naar de wuivende palmbladeren.

Ik ging mijn tanden poetsen. Toen hoorde ik Indah gillen in de keuken, en rende erheen, borstel in de mond. Op het aanrecht zat hij, middenin een berg bananenschillen, en keek me triomfantelijk aan. Ook Roel kwam aanrennen, en het beest sprong soepel het keukenraam weer uit. Kwaad zat hij op de grond voor het raam en ontblootte zijn puntige tanden in een gevaarlijke grijns. Snel sloten we het venster en verstopten de overgebleven bananen in de broodtrommel.

Onze nieuwe buren hebben slechte manieren. Ze poepen op het gras en op de was. Ze stelen ons eten. Ze slopen onze tuin. Toch kan ik het niet laten. Ik zit op het terras en zie ze spelen, springend van tak naar tak, alsof ze vliegen. De baby’s, vastgeklemd in stevige omhelzing aan moeders buik, dan loslatend om dartel rond te rennen in een wild tikkertje rond het hek. Ja, ze zijn hondsbrutaal. Maar ze zijn zo schattig.

5 opmerkingen:

  1. wat een buren, lijken de Tokkies wel :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. O wat geweldig. En eng, maar ook leuk. Die hebben we niet in Nederland! :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik ben blij dat wij niet zo'n buren hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ontzettend leuk geschreven. Ik zie het helemaal voor me. Donderstralen zijn het! En voelen jullie je al thuis in dat prachtige nieuwe huis?

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Hoe snel een mens kan wennen; dat Tijm en Linde het eigenlijk al doodgewoon vonden, apen op de stoep. Van een afstand kan ik uren naar apen kijken, maar zo dichtbij zou ik me toch minder makkelijk voelen (misschien te veel boeken van Frans de Waal gelezen). Het lijkt me helemaal lastig als ze zo brutaal worden. Dan zijn fruitvliegjes toch makkelijker...

    BeantwoordenVerwijderen